Veel mensen hebben een standaard 9-tot-5-baan, maar dat is niks voor Heleen Miltenburg (56) uit Deventer. Ze is gezinshuisouder van twee kinderen die uit een onveilige thuissituatie komen en getraumatiseerd zijn. Het is haar passie om de kinderen een veilige en huiselijke woonomgeving te bieden en de kinderen vertrouwen te geven in de mens.
Hoe zou je jezelf omschrijven als persoon?
Nou, ik denk dat ik een zorgzame, vrolijke vrouw ben, die zich verantwoordelijk voelt voor alles wat kwetsbaar is. Ik ben eerlijk en oprecht en verwacht ook dat andere mensen dat zijn, daardoor ben ik soms naïef. Tevens ben ik dol op dieren.
Hoe was jouw jeugd?
Ik ben samen met mijn broer en twee zussen opgegroeid in Nijmegen. Mijn ouders waren zorgzame, hardwerkende mensen. We kwamen niets tekort. Terschelling was een groot onderdeel van mijn jeugd, we hadden daar een vakantiehuisje en konden daar heerlijk uitwaaien. Ik was anders dan mijn broer en zussen en voelde me vaak een vreemde eend in de bijt. Vrienden had ik niet en was daardoor vaak alleen. Omdat ik “anders” was, maakte mijn ouders zich zorgen en werd ik van de ene therapie naar de andere gesleept. Ik werd door mijn ouders uit de wind gehouden, er werd vaak gezegd: “Ja maar dat is Heleen, die mag dat.” Ik wilde sociaal vaardiger worden en meer op eigen benen leren staan en ben toen naar Frankrijk gegaan. Het is heel goed geweest voor mijn ontwikkeling dat ik loskwam van thuis. Ondanks dat ik het zwaar had en ongelukkig was, zijn er warme herinneringen. Ik voelde me altijd welkom thuis.
Hoe ben je in de zorg terechtgekomen?
Ik was vrijwilliger op een manege voor gehandicapte kinderen in Eefde. Op een dag vroeg een begeleider mij of ik bij hen wilde komen werken. Vol enthousiasme heb ik ja gezegd en ben een leerwerktraject ingegaan. Dat ging met twee vingers in de neus. Hierna heb ik jaren bij Overkempe gewerkt, een organisatie voor volwassenen met een verstandelijke beperking.
Hoe heb je de switch gemaakt van de gehandicaptezorg naar fulltime gezinshuisouder?
Ik wilde graag weer met kinderen werken, omdat dat meer gericht is op de ontwikkeling. Een collega liet mij een passende vacature zien, ik heb gesolliciteerd en ik ben in juni 2005 aangenomen. Tijdens kerst van dat jaar kwam mijn eerste pleegkind bij me wonen.
Hoe is het om kinderen op te voeden, met wie je in het begin eigenlijk geen band hebt?
Je moet ontzettend veel investeren in het begin en jezelf wegcijferen. Het is heel belangrijk dat je een klik hebt. Dat je denkt ach kom maar, ik ga jou verzorgen. Het is van groot belang om een zorgvuldige matching procedure te doen. Ook lees ik altijd het dossier, waardoor je het kind al wat leert kennen. Dan moet je al echt zoiets hebben van: “ja zij past bij mij.”
Hoe maak je jouw huis een thuis voor iemand anders?
Ik creëer een gezellig sfeertje. Ze hebben hun eigen kamer waar ze mogen doen wat ze willen, dus ook rotzooi maken. Ze komen overal, ook op mijn kamer. Laatst kwam er een oud pleegkind op bezoek en ze zei toen ze binnenkwam: “Honey, I’m home!” Daarnaast creëer ik een sfeer in huis door gewoon te zijn wie ik ben. Ik probeer het met lichtjes gezellig te maken of door etensgeuren tijdens het koken van lekkere gerechten. Wat ook helpt bij het thuisgevoel zijn mijn konijnen, katten en mijn paard Lea. De dieren geven liefde en de kinderen omarmen dat. Dit werkt heel heilzaam.
Wat heeft gezinshuisouder zijn voor impact op je leven?
Als iemand aan mij vraagt hoe het met me gaat, praat ik over de kinderen. Dat zit zo verweven in mijn leven. Ik zet er mijn hart en ziel in en dat heeft effect. De kinderen komen uit een pittige, instabiele situatie. Ik zet ondanks alles door en pas me aan de kinderen aan. Ik vind het heel waardevol dat ik kan bijdragen aan het levensgeluk van de ander.
Wat vind je negatief en positief aan je werk?
Vooral de eerste drie jaar is bikkelen, maar ik blijf de positieve ontwikkeling zien. Het moeilijkste vind ik dat het altijd mijn leven bepaalt. Terwijl andere mensen ’s avonds nog even ergens naartoe kunnen gaan, kan ik dat niet. Ik moet ook verslagen schrijven en daarnaast besprekingen en cursussen volgen. Ik ben er over het algemeen 24/7 mee bezig. Twee weekenden in de maand ben ik vrij. Dat is eigenlijk maar anderhalve dag, want zondagmiddag sta ik alweer klaar om ze op te halen. Dus ja, mijn sociale leven staat op een laag pitje. De positieve kant is dat het me enorm stimuleert om te horen van anderen wat voor vooruitgang ze zien bij het kind. Daar ga ik voor. Het motiveert me dat ik jarenlang mag investeren in het kind tot aan jongvolwassene, zodat ik ze een veilige basis en vertrouwen in zichzelf en de medemens kan bieden. Oud-pleegkinderen blijven bij me terugkomen, even een bakje koffie, even bijpraten. Dan weet ik dat ik van waarde ben nog steeds een veilige thuishaven voor hen ben. Net zoals mijn ouders dat voor mij waren.